Koning David

Koning David geldt als één van de helden van het Oude Testament en de Evangelie schrijvers getroosten zich alle moeite om te laten zien dat Jezus in directe lijn afstamt van David. (althans dat Josef zijn niet-biologische vader een nakomeling is van David). Waarom David zoveel credit verdient is niet duidelijk want hij bedroog, moorde en pleegde overspel zoals uit de volgende teksten mag blijken.

David rooft, martelt, moordt en spaart zelfs de vrouwen niet.

(2 Samuel 12:30-31).........ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad. Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en leide het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons.
(1 Samuel 27:9) En David sloeg dat land, en liet noch man noch vrouw leven;

Saul vraagt een Amalekiet om hem te doden zodat hij niet in de handen van de vijand zal vallen. Deze goede man voldoet aan Saul's wens, neemt zijn kroon en armband en brengt deze samen met het slechte nieuws naar David die hem prompt als dank dood laat slaan.

(2 Samuel 1:15) En David riep een van de jongens, en zeide: Treed toe, val op hem aan. En hij sloeg hem, dat hij stierf.

Koning Saul vraagt aan David, als bruidschat voor zijn dochter, 100 voorhuiden van Filistijnen. Louter voor eigen gewin doodt David er prompt 200 en levert de complete voorhuiden bij de koning af.

(1 Samuel 18:27) Toen maakte zich David op, en hij en zijn mannen gingen heen, en zij sloegen onder de Filistijnen tweehonderd mannen, en David bracht hun voorhuiden, en men leverde ze den koning volkomenlijk, opdat hij schoonzoon des konings worden zou. Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw.

David levert onschuldige nakomelingen van Saul uit aan de Gibeonieten. 

(2 Samuel 21:8) Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had; En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN;

David maakt andermans vrouw zwanger.

(2 Samuel 11:3-5) En David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw van Uria, den Hethiet? Toen zond David boden henen, en liet haar halen. En als zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd), daarna keerde zij weder naar haar huis. En die vrouw werd zwanger;

Vervolgens stuurt hij haar echtgenoot naar het front en ensceneert daar een moord.

(2 Samuel 11:14-15) Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef aan Joab; en hij zond dien door de hand van Uria. En hij schreef in dien brief, zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en keer van achter hem af, opdat hij geslagen worde en sterve.

Om haar daarna in huis te nemen.

(2 Samuel 11:26-27) Als nu de huisvrouw van Uria hoorde, dat haar man Uria dood was, zo droeg zij leed over haar heer. En als de rouw was overgegaan, zond David heen, en nam haar in zijn huis; en zij werd hem ter vrouwe, en baarde hem een zoon. Doch deze zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEEREN.

David laat zijn bijwijven die door zijn opstandige zoon Absalom in het openbaar zijn misbruikt levenslang opsluiten. Deze vrouwen waren slachtoffers maar worden door David behandeld als misdadigers.

(2 Samuel 20:3)  Toen nu David in zijn huis te Jeruzalem kwam, nam de koning de tien vrouwen, zijn bijwijven, die hij gelaten had, om het huis te bewaren, en deed ze in een huis van bewaring, en onderhield ze, maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende als weduwen.

Vlak voor zijn eigen dood regelt hij toch nog even een moord.

(1 Koningen 2:6) Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen.

Nu zou je denken dat God wel niet veel op heeft met zo'n notoire zondaar, maar niets is minder waar. Tientallen teksten benadrukken dat er een speciale band was tussen God en David en dat (bijna) alles wat David deed recht was in de ogen des HEEREN.

Terwijl God op andere plaatsen in de Bijbel bij de geringste overtreding van een of ander gebod hele families, steden cq volkeren ombrengt of straft met vreselijke plagen, wordt hier alleen bij de zaak Uria een kleine kanttekening geplaatst, en wordt David door God een "Man naar zijn hart genoemd".

(1 Koningen 15:5) Omdat David gedaan had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken was van alles, wat Hij hem geboden had, al de dagen zijns levens, dan alleen in de zaak van Uria, den Hethiet.
(Handelingen 13:22).........Ik heb gevonden David, den zoon van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen.