God wordt graag voorgesteld als een liefhebbende Vader in de Hemel die zich ontfermt over zijn kinderen op aarde. Ongetwijfeld zullen er vele teksten zijn waaruit dit blijkt maar uit evenzoveel teksten blijkt dat God een genadeloze en wraakzuchtige despoot is die bij het minste of geringste in toorn ontsteekt en naar believen met vuur, zwaard en ziektes te keer gaat.
(Numerie 16:35) Daartoe ging een vuur uit
van den HEERE, en verteerde die tweehonderd en vijftig mannen, die
reukwerk offerden. |
(Numerie 21: 6) Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten
het volk; en er stierf veel volks van Israel. |
(Deuteronomium 32:39) Ziet nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God met Mij, Ik dood en
maak levend; Ik versla en Ik heel; en er is niemand, die uit Mijn hand
redt! |
(1 Samuel 6:19) En de Heere sloeg onder die lieden van Beth-semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen. Toen bedreef het volk rouw, omdat de HEERE een groten slag onder het volk geslagen had. |
(1 Samuel 5:9) En het geschiedde, nadat zij die hadden rondom gedragen, zo
was de hand des HEEREN tegen die stad met een zeer grote kwelling; want
Hij sloeg de lieden dier stad van den kleine tot den grote…. |
(1 Samuel 2:6) De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle
nederdalen, en Hij doet weder opkomen. |
(Jesaja 66:16) Want met vuur, en met Zijn zwaard zal de HEERE in het recht
treden met alle vlees; en de verslagenen des HEEREN zullen vermenigvuldigd
zijn. |
(Genesis 38:7) Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE. |
(Genesis 38:10) En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom doodde Hij hem ook. |
Keer op keer geeft God opdracht om hele steden en volkeren tot op de laatste man uit te moorden om zo plaats te maken voor het volk Israel. Let wel, dit zijn de niet de oorlogsmisdaden van een ontspoort volk maar regelrechte instructies van de Allerhoogste voor het organiseren van een holocaust.
(Exodus 32:27-28) En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste! En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, drie duizend man. |
(Numerie 21:34-35) De HEERE nu zeide tot
Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb
hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem
doen, gelijk als gij Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon
woonde, gedaan hebt. En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk,
alzo dat hem niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke
bezitting. |
(Numerie 31:7) En zij streden tegen de Midianieten, gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en zij doodden al wat mannelijk was |
(Leviticus. 26:7-8) En gij zult uw vijanden vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht door het
zwaard vallen. Vijf uit u zullen honderd vervolgen, en honderd uit u
zullen tien duizend vervolgen; en uw vijanden zullen voor uw aangezicht
door het zwaard vallen. |
(Numerie. 25:4-5) En de HEERE zeide tot
Mozes: Neem al de
hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid
van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israel. Toen zeide Mozes tot de
rechters van Israel: Een iedere dode zijn mannen, die zich aan Baal-peor
gekoppeld hebben! |
(Numerie. 25:17) Handel vijandelijk met de Midianieten, en versla hen; |
(Jozua 10:40)
Alzo
sloeg Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden, en de laagte, en
de aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen overigen
overblijven; ja, hij verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de
God Israels, geboden had. |
(1 Samuel 15:18) En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga heen
en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen, totdat gij
dezelve te niet doet. |
(Jeremia 48:10) Vervloekt zij, die des HEEREN werk bedriegelijk doet; ja,
vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! |
(Jeremia 50:21) Tegen
het land Merathaim, trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod;
verwoest en verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik
u geboden heb. |
Vrouwen, kinderen en ouden van dagen moeten er, in naam van de Heere, ook aan geloven.
(1
Samuel 15:3) Ga
nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem
niet; maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de
zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen
toe. |
(1 Samuel 5:9) En het geschiedde, nadat zij die hadden rondom gedragen, zo
was de hand des HEEREN tegen die stad met een zeer grote kwelling; want
Hij sloeg de lieden dier stad van den kleine tot den grote….
|
(Jeremia 13:14) En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de
kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen,
noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven. |
(Ezechiel 9:5-6) Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; |
(Deuteronomium
20:16-17) Maar van de
steden dezer volken, die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij
niets laten leven, dat adem heeft. |
(Exodus
12:29) En het geschiedde
ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg,
van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op
den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle
eerstgeborenen der beesten. |
God gebruikt de pest en andere ziektes als straf of dreigmiddel om Zijn woorden kracht bij te zetten.
(Deuteronomium 28:21) De HEERE zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u verdoe van het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. De HEERE zal u slaan met tering, en met koorts, en met vurigheid, en met hitte, en met droogte, en met brandkoren, en met honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt. |
(Leviticus 26:25) Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak des verbonds wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult worden; dan zal Ik de pest in het midden van u zenden, en gij zult in de hand des vijands overgegeven worden. |
(2 Samuel 24:15) Toen gaf de HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig duizend mannen. |
(Amos 4:10) Ik
heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik
heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten
wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen
opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
(Jeremia 14:12) Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard, en door den honger, en door de pestilentie zal Ik hen verteren. |
(Jeremia 29:17) Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den honger en de pestilentie onder hen zenden; en Ik zal ze maken als de afschuwelijke vijgen, die vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden. |
(Ezechiel 28:23) Want Ik zal de pestilentie in haar zenden, en bloed op haar straten, en de verslagenen zullen vallen in het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. |
(Ezechiel 5:12) Een derde deel van u zal van de pestilentie sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden; en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u; en een derde deel zal Ik in alle winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. |
Lees verder: God is Rechtvaardig